Economische groei - Module 7 - Samenvatting economie module 7 economische groei Hoofdstuk 1 - Studeersnel (2024)

Samenvatting economie module 7 economische groei

Hoofdstuk 1 macro-economische kengetallen

Paragraaf 1 het binnenlands product

Macro-economie: de economie als geheel.Macro-economische kengetallen: geaggregeerde waarden (bijv. totale productie van een land, totalewerkgelegenheid of het inkomen dat alle ingezetenen bij elkaar verdienen) die een economie alsgeheel beschrijven.Bruto binnenlands product (bbp): opbrengstwaarde van alle geproduceerde goederen en dienstenminus de waarde van de daarvoor gebruikte grondstoffen en ingekochte diensten. Het is eenindicator voor wat een land in een jaar voortbrengt.Er zijn 3 manieren om het bbp te berekenen: - De objectieve methode - De subjectieve methode - De bestedingsmethode

Objectieve methode  kijk je naar de totale waarde die in een land door productie wordttoegevoegd. ‘objectief’ geeft aan dat het hier om objecten gaat.

De bruto toegevoegde waarde is het verschil van de opbrengst en de opgetelde waarde vaningekochte goederen en diensten.

brutotoegevoegdewaarde=¿−kosteningekochtegoederenendiensten

Bij berekening van het bbp worden alle ambtenarensalarissen gebruikt als waarde voor detoegevoegde waarde van de overheid.

bbp=optelsomallebrutotoegevoegdewaarde+alleambtenarensalarissen

Bij de bruto toegevoegde waarde wordt geen rekening gehouden met afschrijving. Als dat wel wordtgedaan, is het resultaat de netto toegevoegde waarde:

nettotoegevoegdewaarde=brutotoegevoegdewaarde−afschrijvingen

Het netto binnenlands product (nbp) is de optelsom van alle netto toegevoegde waarden die in eenland gedurende een jaar worde gecreëerd.

nbp=bbp−afschrijvingen

Paragraaf 1 het binnenlands inkomen

De subjectieve manier om het bbp te berekenen verloopt via primaire inkomens: de inkomens dieverdiend worden met het ter beschikking stellen van productiefactoren. De aanduiding ‘subjectief’geeft aan dat het hier om subjecten gaat.

Het totaal aan primair inkomen is het netto binnenlands inkomen (nbi). En net als bij het bbp en nbpvormen de afschrijvingen het verschil tussen het nbi en het bruto binnenlands inkomen (bbi).

nbi=bbi−afschrijvingen

In de macro-economie worden de productiefactoren ingedeeld op basis van inkomensstromen.

Het netto binnenlands inkomen is in uitkomst altijd gelijk aan het netto binnenlands product.

nbi=nbp

Als de afschrijvingen worden opgeteld bij het netto binnenlands inkomen, ontstaat het brutebinnenlandsproduct.

bbp=nbp+afschrijvingen=nbi+af schrijvingen

Het nationaal inkomen: de optelsom van alle primaire inkomens die door de ingezetenen van eenland gedurende een jaar worden verdiend.

saldoprimaireinkomens=primairinkomenbinnenlandseingezetenenwerkzaam∈hetbuitenland−primairinkom

¿saldoprimaireinkomensuithetbuitenland−primaireinkomensnaarhetbuitenland

Het verschil tussen het bbp en het saldo van primaire inkomens is het bruto nationaal inkomen (bni).

bni=bbp+saldo primaireinkomens

Om het netto nationaal inkomen (nni) te bepalen, moet weer rekening worden gehouden metafschrijvingen:

nni=bni−afschrijvingen

Hoofdstuk 2 van micro naar macro

Paragraaf 2 de economische kringloop

De economie bestaat uit vijf sectoren: gezinnen, bedrijven, overheid, buitenland en financiëleinstellingen. De interactie tussen deze vijf sectoren wordt beschreven in de economische kringloop.Deze kringloop geeft een overzicht van een economie als geheel.

De monetaire kringloop: schematische weergave van geldstormen binnen de economie.De reële kringloop: Schematische weergave van goederen- en dienstenstromen binnen de economie

C = consumptiegoederenO = overheidsgoederenI = netto-investeringenE = export

M = importY = nniB = belastingS = spaargeld

Paragraaf 2 de nationale rekeningen

Het systematische overzicht van de financiële stromen uit de economische kringloop vormen denationale rekeningen. Voor Nederland worden de nationale rekeningen opgesteld door het CBS. Voorde EU wordt dat gedaan door Eurostat.

Met de nationale rekeningen kan het bbp volgens de bestedingsmethode berekend worden. Detotale bestedingen zijn gelijk aan de optelsom van C + I + O + E – M. Oftewel de totale bestedingenzijn gelijk aan Y. Daaraan toegevoegd de afschrijvingen en minus het saldo primaire inkomens geefthet bbp volgens de finale bestedingen.

Paragraaf 2 de betalingsbalans

Betalingsbalans: overzicht van alle transacties van een land met het buitenland.De betalingsbalans bestaat uit 2 rekeningen: - De lopende rekening: totaal van vier deelrekeningen van de betalingsbalans: goederen-, diensten-, primaire-inkomens- en inkomensoverdrachtenrekening. Het saldo op de lopende rekening is gelijk aan het saldo (E-M) in de economische kringloop. - De kapitaalrekening: deelrekening van de betalingsbalans waarop grensoverschrijdende betalingen worden geregistreerd. Alle internationale investeringen en beleggingen staan hierop. (investeringen links, beleggingen rechts

Lopende rekening: goederenrekening/handelsbalans: hierop staan de betalingen van de import enexport van goederen. (rechts)Lopende rekening: dienstenrekening: hierop wordt de internationale handel in diensten geboekt,zoals de verkoop van televisieproducties aan het buitenland of het internationale aanbod vaninternetdiensten. Maar ook toerisme komt op deze balans. (rechts)Lopende rekening: primaire-inkomensrekening: hierop staand e primaire inkomens naar en uit hetbuitenland. (rechts)Lopende rekening: inkomensoverdrachtenrekening: inkomensoverdrachten die over de grens gaanen waar geen prestatie tegenover staat, komen op deze rekening terecht. (links)

Het saldo van de vier hier boven genoemde rekeningen geeft opgeteld het saldo van de lopenderekening van de betalingsbalans. Dit saldo komt overeen met het saldo E-M in de economischekringloop. Het komt dus ook overeen met het nationaal spaarsaldo van het land.

De betalingsbalans is in evenwicht als het saldo ervan nul is. Bij een negatief saldo betaalt het landmeer aan het buitenland dan dat het ontvangt en andersom. Als het buitenland een andere valutaheeft dan de binnenlandse valuta, heeft het negatieve saldo een afname van de buitenlandsevalutareserve tot gevolgBuitenlandse valutareserve: voorraad buitenlands geld

Paragraaf 2 algemeen evenwicht

In de macro-economie is de wederzijdse afhankelijkheid van markten van belang. Daarbij is er sprakevan algemeen evenwicht als alle markten tegelijkertijd in evenwicht zijn. De wederzijdseafhankelijkheid van markten ontstaat door het streven van een economie naar algemeen evenwicht.Heirdoor ontstaan kettingreacties: als het evenwicht op een markt verandert, worden vraag enaanbod op andere markten beïnvloed. Macro-economische modellen die alle wederzijdseafhankelijkheden in economie omvatten, bestaan uit duizenden wiskundige vergelijkingen. Hetmacro-economisch model dat de Nederlandse economie beschrijft wordt ontwikkeld en beheerddoor het Centraal Planbureau (CPB).

Hoofdstuk 3

Welvaart: mate waarin producenten en consumenten hun doelstellingen bevredigen.De wederzijdse afhankelijkheid van markten maakt het meten van welvaart ingewikkeld. Als hetevenwicht op een markt verandert, heeft dat gevolgen voor het consumenten- enproducentensurplus op die markt.

Het bbp is geen goede indicator voor de welvaart, omdat er geen rekening wordt gehouden met hetaantal inwoners van een land.Om rekening te houden met het aantal inwoners in een land moet het bbp gedeeld worden door hetinwoneraantal. Zo ontstaat het bbp per hoofd van de bevolking als welvaartsmaatstaf: bbp perhoofd= bbp/aantal inwoners. Dit wordt kortweg aangeduid als het gemiddelde inkomen.

Toch is het bbp geen perfecte maatstaf voor het meten van welvaart, want het laat drie zakenbuiten beschouwing: het consumentensurplus, externe effecten en onbetaalde arbeid.

Informele sector: alle economische activiteit die waarde toevoegt, maar niet wordt geregistreerd.

Eng welvaartsbegrip: het meet op iedere markt op dezelfde manier het totale surplus, maar houdtgeen rekening met externe effecten. eenduidig welvaartsbegrip.Ruim welvaartsbegrip: welvaartsbegrip dat wel rekening houd met externe effecten.Voordeel ruim welvaartsbegrip: het geeft een beter beeld van de werkelijke toegevoegde waarde.Nadeel ruim welvaartsbegrip: het staat niet precies vast wat er nu wel en niet in meegenomen moetworden. Want het is niet mogelijk om alle externe effecten te meten.

Human Development Index (HDI) welvaartsindicator gebaseerd op inkomen, scholing enlevensverwachting. Voor ieder van die drie onderdelen is een aparte index ontwikkeld, en die tellenieder voor een derde mee in de uiteindelijke HDI. Voor een land is de HDI een getal tussen 0 en 1:hoe hoger het getal, hoe welvarender het land.

Redenen dat het bbp wel een geschikte indicator voor de welvaart van een land is: het is voor iederland op dezelfde manier gedefinieerd. Landen kunnen daardoor met elkaar vergeleken worden doorhun bbp te vergelijken. Ook blijkt dat landen met een hoog bbp per inwoner er op andere gebiedenook goed uitspringen.

Progressieve belasting: variabel belastingtarief dat stijgt naarmate het inkomen hoger isHeffingskorting: korting op het te betalen bedrag aan belasting.Vooral mensen met een laag inkomen profiteren naar verhouding meer van heffingskorting danmensen met een hoog inkomen. Want als percentage van het inkomen is de heffingskorting groternaarmate je minder verdient. Heffingskorting werkt in dat geval nivellerend.

Boxen M&O doorlezen.

Hoofdstuk 4

Economische groei: procentuele verandering van het bbp door de tijd  (Bbp dit jaar – bbp vorig jaar)/ bbp vorig jaar x 100%

Nominale economische groei: procentuele verandering van de nominale waarde van het bbp doorde tijd. Er wordt geen rekening gehouden met inflatie.Reële economische groei: procentuele verandering van de reële waarde van het bbp door de tijd. Erwordt wel rekening gehouden met inflatie.

Structuur = aanbod - woord structuur wordt gebruikt om de aanbod kant van de economie te beschrijven.Conjunctuur = vraag - C + I + O + E – M

Er zijn 7 structuur kenmerken  Hoe beter deze zijn hoe beter de economische prestaties:

I. Menselijk kapitaal: - De omvang van de beroepsbevolking en haar opleidingsniveau. - De tweede factor die van belang is bij het arbeidsaanbod is de Wig: het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon. Hoe groter de wig, hoe minder snel mensen geneigd zijn te gaan werken bij deze loonkosten. - De derde factor die het arbeidsaanbod sterk beïnvloedt is de mate waarin arbeid flexibel ingezet kan worden. Hoe flexibeler arbeid ingezet kan worden, hoe groter het arbeidsaanbod.Arbeidsparticipatie: aantal mensen dat betaalde arbeid verricht als percentage van deberoepsbevolking.

II. Fysieke infrastructuurSpoorwegnet, havens, wegennet, Schiphol, netwerk van gsm-masten, ICT-infrastructuur en hetwaterleidingnetwerk

III. Relatieve sectorgrootteDe economie kan in vier sectoren worden verdeeld: - Primair  landbouw, jacht visserij en delfstoffen. Alle bedrijven die hun producten rechtstreeks uit de natuur halen. In NL zijn de kastuinbouw en gaswinnen belangrijke primaire sectoren

  • Secundair  industriële sector. Verwerkt de producten van de primaire sector. Bijv. Shell verwerkt aardolie tot benzine.
  • Tertiair  dienstensector. De verwerkte producten van de secundaire sector moeten verkocht worden aan consumenten. Dit gebeurt in de tertiaire sector. Winkels, zakelijke dienstverleners, kappers, advocaten en horeca. Wordt ook wel dienstensector genoemd
  • Quartair  non-profitsector. Alle dienstverlenende producenten die geen winstoogmerk hebben. Bijv. de overheid, universiteiten, hogescholen, ziekenhuizen, kerken, moskeeën en de brandweer. Het gaat om dienstverlening die betaald wordt uit giften en belastingopbrengsten.

IV. Sociale infrastructuur - Hoe is het functioneren van politie, overheid, rechtssysteem. Belangrijk dat je instituties kan vertrouwen. - Mate van corruptie in een land

V. Categoriale inkomensverdelingVerdeling van het binnenlandse inkomen over de primaire inkomenscategorieën.Loonquote: geeft aan welk deel van het binnenlandse inkomen naar de productiefactor arbeid gaat  (loon/binnenlands inkomen) x 100%Winstquote: uitgekeerde winst als percentage van het binnenlandse inkomen.  (winst/binnenlands inkomen) x 100%Ook de interestquote en pachtquote bereken je op deze manier. De winst, interest en pacht wordenmeestal samengenomen in de quote van het overig inkomen of restquote: inkomens anders dan hetarbeidsinkomen als percentage van het binnenlandse inkomen.  Winstquote + interestquote + pachtquote

De loonquote onderschat wat er met arbeid verdiend wordt. Want een zelfstandige met eeneenmanszaak ontvangt zijn inkomen uit de winst van de onderneming. In de meeste gevallen is ditloon gelijk aan de winst. Op deze manier wordt het looninkomen van een zelfstandige als winstgerekend, terwijl het eigenlijk de beloning is voor zijn arbeid. Daarom wordt het begriparbeidsinkomen gebruikt: looninkomen + winst zelfstandigen met een eenmanszaakArbeidsinkomensquote= (arbeidsinkomen/binnenlands inkomen) x 100%

Loonquote hoog  relatief veel mensen in loondienst. Bij een stijging van de loonquote gaat eengroter deel van het verdiende inkomen naar de werknemers.  gaat meestal ten koste vanwinstgevendheid onderneming  Investeringen kunnen hierdoor afnemen.Winstquote hoog  relatief veel ondernemingen. Een hoge winstquote geeft ook aan dat er veelruimte is voor bedrijfsinvesteringen.

VI. Monetaire infrastructuur - Alle zaken die met de financiële kant van ruil te maken hebben. - DNB  ECB

Invoerrechten: extra belasting op geïmporteerde producten Landen kunnen met elkaar afspreken geen invoerrechten te heffen op elkaars producten buitenlandse producten worden duurder waardoor er minder van verhandeld wordt.

Protectie: afschermen van de binnenlandse productie voor buitenlands aanbod. - Infant industry argument: bescherming van binnenlandse productie als het jonge industie betreft. - Invoerquotum: daarbij wordt bepaald hoeveel buitenlandse producten er geïmporteerd mogen worden. Instellen hiervan wordt contingentering genoemd.

Naast het afschermen van de binnenlandse markt voor buitenlandse producten kan een overheid debinnenlandse producten ook goedkoper maken voor het buitenland. Daarvoor moet ze de exportsubsidiëren.

De subsidie kan zo hoog zijn dat de verlaagde prijs onder de kostprijs komt te liggen. In dat geval is ersprake van dumping: het dumpen van binnenlandse producten op een buitenlandse markt door zeonder de kostprijs aan te bieden.

Economische groei - Module 7 - Samenvatting economie module 7 economische groei Hoofdstuk 1 - Studeersnel (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Melvina Ondricka

Last Updated:

Views: 5993

Rating: 4.8 / 5 (48 voted)

Reviews: 95% of readers found this page helpful

Author information

Name: Melvina Ondricka

Birthday: 2000-12-23

Address: Suite 382 139 Shaniqua Locks, Paulaborough, UT 90498

Phone: +636383657021

Job: Dynamic Government Specialist

Hobby: Kite flying, Watching movies, Knitting, Model building, Reading, Wood carving, Paintball

Introduction: My name is Melvina Ondricka, I am a helpful, fancy, friendly, innocent, outstanding, courageous, thoughtful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.